Zelf aan de slag – Fijn feestje – Erik van Os


In het gedicht Fijn feestje van Erik van Os komen veel bijvoeglijk naamwoorden voor.
De zoetste taartjes, de zoutste nootjes…
Daar kun je een leuk spelletje mee doen.
Maak bijvoorbeeld samen een aantal doorgeefgedichten.

Het doorgeefgedicht
Iedereen heeft een blaadje.
Je begint jouw doorgeefgedicht met een lidwoord en bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoorbeeld

  • De zoete
  • Het zoutste
  • De mooiste
  • etc.

Daarna geef je je blaadje aan de buurman.
Deze tweede persoon schrijft er een zelfstandig naamwoord onder dat erbij past.

Bijvoorbeeld

  • kikker
  • nootjes
  • slingers
  • etc.

Je mag niet overleggen met wat de schrijver van de eerste woorden bedoelde.
Iedereen zal aan iets anders denken bij De zoetste …
Schrijf op wat je zelf denkt dat er kan staan.

Daarna geef je je blaadje aan de buurman.
Deze derde persoon schrijft er een werkwoord bij.

Bijvoorbeeld

  • hangt
  • is
  • zingt
  • fietst
  • etc.

Daarna geef je je blaadje weer aan de buurman.
Deze schrijft er opnieuw een woord bij. Hij mag zelf kiezen wat voor soort woord er kan staan.
Daarna schuif je het briefje weer door.

Het briefje wordt net zolang doorgegeven tot er een goede zin staat, waar een punt achter kan.
De zin mag grappig zijn, maar moet wel grammaticaal correct zijn.
Wie heeft de langste zin gemaakt?

Iedereen krijgt zijn eigen blaadje terug en mag de zin voorlezen.
Zijn er grappige zinnen ontstaan die het begin van een gedicht kunnen vormen?