Zandkorrels zo groot als mijn gedachten
In gedichten wordt veel beeldende taal gebruikt. In het gedicht Luie dag worden gedachten bijvoorbeeld vergeleken met de kleinheid van zandkorrels. In deze oefening gaan jullie oefenen met het maken van vergelijkingen.
Stap 1
Iedereen schrijft vijf zelfstandig naamwoorden op.
Dat zijn dus dingen, eten, drinken, dieren, planten; alles waar je de of het voor kan zetten.
Maak nu bij elk woord een vergelijking.
Bijvoorbeeld:
- Cola lijkt op lava
- Gedachten lijken op bellen van bellenblaas
- Poedersuiker lijkt op sneeuw
Stap 2
Schrijf nu vijf bijvoeglijk naamwoorden op.
Dat zijn dus dingen die je over iets of iemand kunt zeggen.
Maak nu bij elk woord een vergelijking.
Bijvoorbeeld:
- Sterk als een steen
- Mooi als een schilderij
- Lief als een poesje
Stap 3
Na het maken van de vergelijkingen wordt het wat moeilijker, maar ook leuker:
Jullie gaan metaforen maken.
Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord (als, zoals, net een …) gebruikt wordt.
Het woord komt zelf dus in de metafoor ook niet voor.
Eigenlijk worden het een soort raadseltjes.
Schrijf weer vijf zelfstandig naamwoorden op.
Bedenk bij elk woord een metafoor.
Bijvoorbeeld:
- Wespen: zoemende naalden
- Beren: grommende bontjassen
- Lantaarnpaal: lange lichtgever
Stap 4
Wie een mooi metafoor bedacht heeft, mag hem voorlezen.
De klas moet raden voor welk woord deze metafoor staat.
Stap 5
Schrijven jouw mooiste metafoor bovenaan een vel papier.
Dit is de eerste regel van het beeldende gedicht.
Probeer in jouw gedicht nog meer vergelijkingen te gebruiken.
Tip:
Schrijf de mooiste metaforen op een groot vel papier.
Maak er een tekening bij en hang deze in de klas.