Opdracht 1 Beschrijf een kunstvoorwerp
Is staat een standbeeld of kunstwerk in de buurt van de school?
Ga er met de klas naar toe.
Schrijf op een blaadje wat je ziet.
NB: er mag niet gepraat worden tijdens dit deel van de opdracht!
Terug in de klas lees je aan elkaar voor wat je opgeschreven hebt.
Heeft iedereen hetzelfde gezien?
Wie heeft er ook aandacht besteed aan de omgeving van het beeld?
Bijvoorbeeld aan het weer, aan de planten of aan dieren?
Wie heeft er iets opgeschreven over zijn eigen beleving en gevoelens terwijl hij het beeld zag?
Lijken de tekst van de kinderen erg op elkaar of zijn ze juist heel verschillend?
Variatie:
Je kunt deze opdracht ook doen met een beeldje in de klas.
Het kan zelfs met een eenvoudig voorwerp, zoals een appel.
De opdracht buiten doen is wel specialer, omdat de omgeving dan meer een rol speelt.
Opdracht 2 De ik-figuur is een ding
In het gedicht Standbeeld is de ik-figuur een standbeeld.
Ga nog een keer naar het standbeeld of kunstwerk toe.
Schrijf nu wat het standbeeld ziet.
Want denkt het standbeeld als al die kinderen om hem heen staan?
Wat voelt het standbeeld?
Waar droomt het van? Wat zou het graag willen?
Opdracht 3 Schrijf een gedicht
Verwerk de teksten die je geschreven hebt in een gedicht.
Hierbij mag je ook je fantasie gebruiken.
Je mag bijvoorbeeld dingen opschrijven die je helemaal niet gezien hebt.